ACT, Acceptance en Commitment Therapie

ACT  (spreek uit ekt) staat voor Acceptance and Commitment Therapy Het is een derde generatie gedragstherapie die cliënten helpt om op een flexibele manier om te gaan met de obstakels die ze tegenkomen (Acceptance), zodat men kan blijven investeren in de dingen die ze écht belangrijk vinden (Commitment).

Voor wie? ACT kan goed helpen bij burn-out klachten, depressieve klachten , chronische pijn, stress, paniekaanvallen, hyperventilatie, rouw en verschillende angsten of spanningen. Maar ook als je bijvoorbeeld door een cirkel wilt heen breken of over hindernissen in je hoofd heen stappen, zoals situaties die je steeds maar liever vermijdt of uit de weg gaat. En om te leren bepaalde dingen los te laten die je om verschillende reden blijft doen, maar je eigenlijk meer ongemak dan plezier opleveren, zoals uitstelgedrag. ACT kan dus enorm helpen als je weer gelukkig en tevreden in het leven wilt staan en nieuwe situaties sterk tegemoet wilt gaan. Met ACT mag je denken wat je denkt, voelen wat je voelt, en mag je doen wat je droomt! 

Je bent niet wat je denkt

Volgens het ACT-model zijn er verschillende processen verantwoordelijk voor het ontstaan van psychische en lichamelijke klachten. Ten eerste is er sprake van cognitieve fusie. Dit wil zeggen dat gedrag steeds meer gereguleerd wordt door een ingewikkeld netwerk van talige relaties dat in ons hoofd bestaat, in plaats van door directe ervaringen. Het denken heeft zich dus verenigd met directe ervaringen, waardoor ook gedachten als echt worden ervaren. Een gedachte als ‘ik ben waardeloos’ wordt daardoor gezien als een feit, in plaats van als een toevallige gedachte die zomaar opkomt. Deze fusie met gedachten leidt tot experiëntiële vermijding, waarmee bedoeld wordt dat bepaalde interne ervaringen, zoals lichamelijke sensaties, emoties, gedachten of herinneringen, vermeden worden. Ook vermijden we de confrontatie met onze identiteit en proberen we dingen die we eigenlijk graag anders zouden zien te verbergen voor onszelf en anderen. Deze processen, aangestuurd door ons ‘verstand’, kunnen uiteindelijk leiden tot allerlei psychische klachten. Een behandeling met ACT is echter niet gericht op het verminderen van de klachten, maar juist op het aanpakken van de onderliggende processen zoals cognitieve fusie en experiëntiële vermijding.

In het bestaande model van ACT worden de zes hoekstenen als statische elementen gepresenteerd, met experiëntiële vermijding als kern van alle psychische problemen, en psychologische flexibiliteit als ultiem streven.

ACT maakt gebruik van zes fundamenten in de behandeling namelijk:

1 Controle <=> Acceptatie,     Alle gevoelens mogen er zijn, zoals ze zijn. Of ze nou fijn of pijnlijk zijn. Je stelt je ervoor open en je gaat het gevecht niet aan; 
2 Fusie <=> Defusie. Je gedachten van een afstandje bekijken, zonder dat ze je volledig in beslag nemen;
3 Descriptieve Zelf <=> Observerende Zelf, Bewust je eigen gedachten en gevoelens observeren en vanuit een ander perspectief bekijken;
4 Piekeren <=> Contact met het Hier en nu. Bewust worden van het hier en nu, het huidige moment. Mindfulness wordt ook toegepast. Je leert hierbij te voelen en te ervaren zonder er meteen een oordeel aan te hangen;
5 Regels <=> Waarden: Wat is voor jou van betekenis? Je gaat voor jezelf na wat jouw leven rijk en zinvol maakt;
6 Vermijding <=> Toegewijde actie,: Bewuste en doelgerichte actie gericht op de doelen die voortkomen uit jouw waarden.

In navolging van dit hexagon is geprobeerd een model te maken dat duidelijk maakt welke beweging er nodig is om te komen tot meer psychologische flexibiliteit. De zes hoekstenen zijn verwerkt in een model waarin cliënten kunnen bewegen van een probleem (controle, fusie, etc.) naar een staat van psychologische flexibiliteit (gevoed door acceptatie, defusie, et cetera).

Psychologische flexibiliteit is het ultieme doel van een ACT-behandeling, en houdt in dat cliënten actief kunnen inspelen op de grillen van het leven. De zes fases sluiten nauw op elkaar aan en kunnen regelmatig met elkaar interacteren. Zo komt het bijvoorbeeld dikwijls voor dat een cliënt tijdens de training ‘terugschiet’ in de neiging om gedachten en gevoelens te willen controleren. Ook kan het zijn dat er defusie wordt toegepast op onderwerpen waarover de cliënt regelmatig piekert. Alle zes fases lopen dus in elkaar over, versterken elkaars effect en zorgen gezamenlijk voor de psychologische ruimte die de cliënt na de therapie vaak ervaart.